dinsdag 31 oktober 2017

BELASTINGCONSULENT


Elk jaar rond deze tijd bezoek ik mijn belastingconsulent.
Elk jaar als ik daar ben schrik ik van de snelheid waarmee de tijd verstrijkt.
'Weer een jaar voorbij,' stellen we lacherig vast als we elkaar een hand geven.
We zitten tegenover elkaar, de belastingconsulent en ik, en buigen ons over mijn inkomsten en uitgaven, net als een jaar geleden. In de tussentijd heb ik niet of nauwelijks aan de belastingconsulent gedacht. Pas als ik hem zo weer bezig zie denk ik aan onze laatste, vrijwel identieke ontmoeting, die gisteren plaatsgevonden lijkt te hebben.
Ik speur naar tekenen van veroudering in zijn gezicht, dat misschien iets dikker is dan de vorige keer. Het leek me dat hij zojuist iets strammer de trap opliep dan anders, maar misschien heeft hij zich geblesseerd bij het zondagse hockey. Want hij doet aan hockey, dat is een van de weinige persoonlijke dingen die ik van hem weet. Niet veel, na al die jaren.
Van mij heeft hij in het voorbijgaan heel wat meer meegekregen. Want bij het uitspitten van iemands financiële status komt het nodige boven tafel. Hij heeft mijn scheiding meegemaakt, mijn periode als sigarenverkoper, mijn klinische opname en mijn terugweg, de berg op: dat alles vertaalde zich in fluctuaties in de geldstroom.
Onze verhouding is niet meer hetzelfde. Vroeger kon hij me nog weleens de les lezen. Hij leek plezier te hebben in zijn superieure positie. 'Ik zal jou weleens even op je plaats zetten, zelfingenomen kunstenaartje!' leek hij te denken. Daar is in de loop der jaren niet veel van overgebleven, we zitten daar als gelijken, hij toevallig aan de ene, ik aan de andere kant van de tafel. Zijn rol in het systeem benut hij om mij zo goed mogelijk door het oerwoud van regeltjes te gidsen. Over elk behaald voordeel verheugen we ons beiden. Alleen als ik een precair onderwerp aanroer mag hij de stilte nog graag een beetje rekken totdat die dreigend wordt, en stelt hij het moment dat hij me het verlossende antwoord geeft zo lang mogelijk uit. Eerst roept hij zwijgend allerlei sites op, bladert in paperassen, tikt getallen in op zijn rekenmachientje, fronst moeilijk de wenkbrauwen, zuigt lucht aan tussen zijn tanden, trommelt nerveus op tafel. Hij laat me bungelen aan het koord dat zijn overwicht in kennis hem in handen geeft. Net als ik begin te vrezen dat het dit jaar wel op de gevangenis uit zal draaien strijkt hij met de hand over zijn hart. Een knipoog en een glimlachje. Het zal wel loslopen, het zal wel meevallen, het komt allemaal goed.
Een klein uur later schud ik zijn hand. 'Tot volgend jaar maar weer,' zeg ik, en ik voeg er sinds kort aan toe: 'bij leven en welzijn.'


vrijdag 27 oktober 2017

Het boek en het bed, en het park

Op het moment dat de koorts verdween ging het bed me tegenstaan. Ik had het er best fijn gehad, drie dagen lang. Mijn griepje ontsloeg me van verplichtingen en zorgde voor een ontspannen, zij het ook wat surrealistisch verblijf onder de allengs klammere dekens, waarin de tijd haar orde en betekenis verloor. Buiten ging het tellen der uren door zoals op andere dagen; de werklui begonnen als het nog net geen licht was en stopten als de schemering voorzichtig inzette. Ook hun pauzes kende ik inmiddels. Maar ik kon net zo goed om halfvier 's nachts als om halfvier 's middags mijn boek pakken om weer een minuut of wat te verdwijnen in de vreemde wereld van The Sirens of Titan. Even lezen, ogen die gaan branden, weer slapen. Dit eindeloos herhalen. Net zolang tot het over was.
Goed, toen was het over. Ik had althans geen koorts meer. En ook geen zin meer in mijn bed. Ik douchte, kleedde me aan, deed mijn gewone routine, mediteerde weer eens, schraapte mijn rauwe keel en probeerde een paar tonen te zingen. Er kraakte iets. Een hol geloei op kaboutervolume kwam uit de verstopte buizen. Hm. Voor zingen was het blijkbaar nog te vroeg; ik moest oppassen om, met het verlaten van mijn bed, niet meteen weer in die ongeduldig draaiende tredmolen te stappen: geef het de tijd, zei ik tegen mezelf, geef het nog een paar dagen de tijd.
Naar het park ging ik. Om te zien of ik wat herfst op kon snuiven. En met het idee, op een bankje of terrasje eens rustig op een rijtje te zetten hoe het afgelopen jaar geweest was. Hoe het allemaal zo gekomen was, dat ik hier zo moe en ontmoedigd rondliep. Wat er gebeurd was en niet gebeurd was sinds, precies een jaar geleden deze dag, mijn vader stierf.
Op deze catharsis had ik mijn zinnen gezet. Het denkbeeld, literair schoon schip te maken had me het gevoel gegeven dat ik nog iets zinnigs en nuttigs kon doen, in deze verder totaal onnuttige en zinloze week. Maar zo werkt het natuurlijk niet, zo is het leven niet, zoiets is fictie.
Er brak iets van zon door en ik schreef wat in mijn schriftje. Maar mijn hoofd werkte nog niet goed, zoals ook mijn longen nog hadden gepiept van benauwenis tijdens de wandeling. De eerste zinnen gingen nog wel - daarna ontaardde mijn schrijven in snel tempo in slap geouwehoer. Somber sloot ik het schriftje. Wilde ik te veel, te snel?
Thuis kroop ik, ook zonder koorts, mijn bed maar weer in. Maar nu ik The Sirens of Titan uit had wist ik niet goed meer wat ik daar moest doen.

dinsdag 24 oktober 2017

Ziek, zonder snoertjes

Ik had me de herfstvakantie toch iets anders voorgesteld - boswandelingen, paddenstoelen, gepofte kastanjes uit een papieren puntzak, ter plekke bereid op een plein in Keulen.
Helaas lig ik al twee dagen met koorts en een explosieve verkoudheid onder dikke lagen beddengoed. Alles ligt daarmee noodgedwongen stil. Alleen mijn boek, een vreemd boek van Kurt Vonnegut, dat vlot goed in dit slaap-waak-lees-ritme: steeds kleine porties van alles.
En ik doe nu iets wat ik nog nooit eerder deed: ik heb mijn laptop losgekoppeld van alle snoertjes waarmee hij normaal aan de wereld vastzit en tik dit in bed, zonder muis.
Zo levert ook deze malaise nog een nieuwtje op.
Ik wilde wel, voor de gezelligheid, een leuk plaatje hierbij zetten, van Bommel met een thermometer in zijn mond of zo, maar kan niets vinden dat me bevalt.
Ik dank u voor uw onuitgesproken wensen en groet u gammel, tot later!

vrijdag 20 oktober 2017

Egyptische duisternis

Ik liep over straat en vergaapte me. Maar toen ik steun zocht in mijn omgeving viel me op, dat de mensen die samen met mij de stad bevolkten onverschillig hun weg gingen en nog geen blik omhoog wierpen. Alsof het de gewoonste zaak van de wereld was, dat de zon onderging, midden op de dag. Een oranje bol was het, in een koude, asgrauwe hemel; en als er geen wolkenslierten over trokken en de bol intact was, kon je hem glashard in het ronde gezicht staren; een maan, eerder dan een zon, een maanzon.

Een zinnetje kwam op in mijn hoofd: 'Maar de volgende dag kwam er geen dageraad...' Dagen waarop de nacht zich niet door het licht laat verdringen en de zon als een machteloze, bloedrode dwergster aan de spookachtige hemel staat... In het werk van Tolkien zijn ze de voorbode van de grote strijd tussen de machten van het goede en het kwade die op handen is.

Ik dacht aan de Apocalyps en speurde de hemel af op zoek naar paarden met muilen als leeuwen, waaruit vuur, rook en zwavel kwam. De Quatuor Novissima, de Vier Laatste Dingen van de christelijke eschatologie: Dood, Laatste Oordeel, Hemel en Hel. De Eindtijd. Zitten we daar middenin? Of stevenen we daaropaf?

De sfeer van verdoemenis en ondergang paste in elk geval goed bij mijn stemming van de afgelopen week. Ik lees Poe en Schemeringen van de dood van Felix Timmermans. Het is alsof er zich sinds ik met roken ben gestopt een waterscheiding heeft afgetekend. Er moet iets nieuws komen, het oude is voorbij. Maar wat dat nieuwe gaat worden, daar heb ik nog geen zicht op. Ik ben blind voor de toekomst en zie alleen wat verdwenen is.

In een poging om steun te vinden in het verleden (waarin ik hoopte iets belangrijks terug te vinden, een verdwenen gezichtspunt, een uit het oog verloren positieve mentaliteit) bladerde ik door de pagina's van mijn eigen blog, dat ik niet voor niets onlangs herdoopt heb.
Zoals vaker werd ik daar aanvankelijk blij en trots van maar al gauw, nadat de gebruikelijke oververzadiging van al dat verbale lekkers had plaatsgevonden, treurig. Ik heb op een behaaglijke toon van 'tuttut' en 'komkom' zoveel bezworen, betoogd, gebiecht, geschetst, gekroniekt... Maar gaandeweg, was mijn indruk, ben ik het vertrouwen in de evocatieve kracht van de woorden een beetje kwijtgeraakt. Vroeger liet ik de stilte zo nodig spreken en wist ik me te beperken tot een handvol taal; de laatste jaren werden een of twee A4'tjes al snel werktuigelijk gevuld. Schuilt dáár soms een les in?

De term maanzon is van Guus Luijters. Veel beter en beknopter dan ik het zou kunnen beschrijft hij het fenomeen in zijn column in het Parool van gisteren, in de serie Klein geluk. Maar Guus Luijters is dan ook dichter.

Dat hij ook weersgevoelig of zoals ik het graag op z'n Italiaans noem 'meteofoob' is, en dat hij, indien ik hem op straat had ontmoet afgelopen dinsdag, zeker ook omhoog zou hebben gekeken, bewijst het slot van zijn stukje: 'Toen ik naar huis fietste zag ik aan het einde van de Lutmastraat de maanzon nog een keer hangen, groot en rond en rood als de voorbode van een Egyptische duisternis.'


(Foto: Patrick van Rhedenborg)

dinsdag 17 oktober 2017

De meermin, het monster en de maan - trailer



Deze video werd door Rosanne gemaakt ter promotie van ons boek. Muziek: Martijn van Spaendonck, met medewerking van Voorheen Rookzanger en Jenny van de Wateringen.

Het boek is te bestellen via de site van Stichting de Driehoek: HIER! €13,90 plus verzendkosten. Even naar beneden scrollen en op de bestelknop drukken...



vrijdag 13 oktober 2017

Adellijke bloemstukken

Als geboren Amsterdammer ervaar ik nog altijd een plezierig schokje als ik mijn naam aantref buiten de familiekring. In mijn jeugd stonden er twee of hooguit drie Van Spaendoncks in het telefoonboek. Meer niet. Wij waren alleen, wij waren bijzonder. Het eerste wat ik deed toen ik als puber op doorreis in Tilburg belandde (waar onze naam vandaan komt), was een telefooncel binnenstappen en de gids openslaan bij de s: bladzijde na bladzijde, in alle mogelijke spellingen! Het was dus waar, er waren er meer, veel meer!
Voor een geboren Tilburgenaar van die naam (en er wonen er tegenwoordig aardig wat in Amsterdam) moet het dan ook heel wat minder bijzonder zijn dan het voor mij is, om die grote affiches van het Van Gogh Museum te zien, die nu overal in de stad hangen:

Nederlanders in Parijs 1789-1914. Van Spaendonck, Jongkind, Van Gogh, Van Dongen, Mondriaan. Vanaf 13 oktober 2017.

Ach, Gérard en Corneille, de bloemenschilders. Mijn ooit zo beroemde naamgenoten. Vooral Gérard, de oudste (1746-1822), spreekt tot mijn verbeelding: hij was miniaturist aan het hof van Lodewijk XVI, mocht zijn hoofd op zijn nek laten staan tijdens de Revolutie, werd hoogleraar bloemschilderen aan de Jardin des Plantes, en mocht zich, dankzij Napoleon, uiteindelijk Comte, 'Graaf', noemen. Graaf van Spaendonck! De biografie van zijn jongere broer Cornelis (1756-1840), precies 200 jaar voor mij geboren, is iets minder indrukwekkend, vind ik. Zijn werk is ook wat zoetiger; het telt veel roze bloemen, pioenrozen en dergelijke. Hij studeerde net als zijn broer in Antwerpen voor hij naar Parijs vertrok, en bracht het tot directeur van de porseleinfabrieken in Sèvres, waarvoor hij de bloemmotieven ontwierp.

Het is geen familie. Nou ja, niet echt. Ik mag graag zeggen dat de beide ongetrouwde en kinderloos gebleven heren tot mijn voorgeslacht behoren. Dat mijn tak ontstaan is uit de lendenen van een van hun broers. Maar in werkelijkheid was mijn stamvader eerder een neef of zelfs achterneef, ik moet het weer eens nazoeken.
Mijn opa kon dat niks schelen - je spelde het met 'ae' en 'ck', dus was het familie. Een Van Spaendonck was een Van Spaendonck.

In 1980 was er een grote overzichtstentoonstelling in het Noord-Brabants Museum. In de familie herinneren we ons hoe mijn opa zich direct na binnenkomst pontificaal in postuur zette voor het eerste het beste schilderij. Het was de tijd voordat we dwangmatig elk moment begonnen te vatten in foto’s (om het evengoed te vergeten), dus we moeten het met onze herinnering doen. Daar stond hij, met zijn buik vooruit, trots alsof hij al die prachtige bloemstukken zelf bij elkaar had geschilderd.

Het is een mooi toeval dat deze nieuwe expositie vandaag opent, op de tweeënnegentigste geboortedag van mijn vader. Mijn vader was buitengewoon a-visueel - hij heeft het als tekenaar nooit verder dan koppoters gebracht. Maar de bloemstukken van de bewierookte naamgenoten kon hij nog net aan, al hield hij meer van Anton Pieck.
Ik neem me voor om met mijn broers en zuster en alle kinderen naar de tentoonstelling te gaan. En dan bij een van de schilderijen te gaan poseren, gezicht in een fiere plooi, buik schaamteloos vooruit, net als mijn opa. Tenslotte ben ik nu een soort clanhoofd, als oudste nog levende man van onze eigen kleine tak van die grote Tilburgse familie.

dinsdag 10 oktober 2017

Een langzaam en prettig ontwaken



Toen ik vanmorgen beetje bij beetje uit een donzige slaap ontwaakte waren ze buiten bezig een motor warm te laten draaien. Maar in de wereld binnen in mijn hoofd, op dat moment nog oneindig veel groter en werkelijker dan het storende geroezemoes buiten, stond ik op het punt een camper binnen te gaan. Een witte camper, een beetje vuil, die stond in de sneeuw. Ik was hiernaartoe gevlucht uit weidse onherbergzame berglandschappen, uit ontzaglijke canyons met gruwelijke vergezichten. Die auto, geparkeerd in het straatje in Geuzenveld waar ik kind was, beloofde veiligheid. De deur was van het slot. Daarbinnen, in de lauwe schemer, wachtte mijn moeder op me, ik hoefde mijn hand maar uit te steken.
Eenmaal wakker en vaststellend dat het nog heel vroeg was, draaide ik me nog eens om. Algauw overmande de slaap me weer en droomde ik dat ik een boekwinkel dreef op de zolder van mijn huis in datzelfde Geuzenveld. Uiteindelijk kwam er een klant, die niets wilde kopen, maar een selfie wilde maken, met als decor de boeken van Conan Doyle.
De motor buiten loeide weer aan.
In de halfslaap die volgde op de boekwinkeldroom kreeg ik de geruststellende gedachte, dat ik me 'winterklaar' moest of liever mocht maken. Vergeet al je zenuwen en je zorgen, maak het thuis gezellig, trek de gordijnen dicht, steek de kaarsen aan, leg de boeken klaar, laat de winter maar komen. Ik dacht aan winters van vroeger en verbond dat beeld met ziek in bed liggen. Te ziek voor school, maar niet te ziek om te genieten van thee, beschuit, koffie en koek die mijn moeder me kwam brengen op geregelde intervallen die de stille, slaperige uren markeerden. De buitenwereld had zich teruggetrokken. Zij bestond nog wel, ging gewoon door, maar ging mij niet meer aan: een ver gerucht aan mijn horizon, veel verder dan die motor aan de overkant.
Nog jonger, nog langer geleden, en ik werd voorgelezen - daar hoefde je niet eens ziek voor te zijn. Dat kwam je gewoon toe, als kind. Ik lees deze dagen een paar keer voor uit mijn boek, en dat vind ik fijn om te doen. Als iets niet meer voor jou gedaan wordt, moet jij het maar voor anderen doen. Dat is bijna net zo leuk.

Voorlezen of voorgelezen worden? Bestel: DE MEERMIN, HET MONSTER EN DE MAAN. Klik HIER.

(Foto: Fred Martin)


vrijdag 6 oktober 2017

HERFST

We zaten een beetje ongemakkelijk tegenover elkaar, Saphier en ik. Of misschien gold dat alleen voor mij: Saphier was stil maar leek daar vrede mee te hebben. Hij speelde met een bierviltje en glimlachte een beetje weemoedig. Moet een mens per se praten?
We hadden overigens alle redenen om bedachtzaam te zijn. Want wij tweeën zaten hier aan een tripel terwijl onze beste vriend, al sinds de schooldagen onafscheidelijk met Saphier en later ook met mij verbonden, zijn eten en drinken niet kon binnenhouden. Gelukkig ging het nu weer ietsje beter, vertelde Saphier, nu de chemo's achter de rug waren; maar gezellig een tripeltje drinken zat er voorlopig nog niet in voor onze onfortuinlijke vriend.
Een tijdperk was voorbij, zei ik, om uiting te geven aan mijn bedrukte stemming. Saphier is niet bepaald een melancholicus maar hierin kon hij meegaan. Hij knikte. Zoals vroeger zou het niet meer worden, nee. We moesten maar proberen om de fase die we waren ingegaan te accepteren en er met humor iets van te maken. We praatten nog wat over onze kinderen, besloten geen derde glas meer te nemen. Saphier moest vroeg weer op de volgende dag.

Buiten overwoog ik wat hij had gezegd. Met humor er iets van zien te maken, accepteren. Theoretisch was ik het daar helemaal mee eens. Ik zag alleen niet zo gauw hoe dat moest.
Ik liep door het park naar huis. De storm was gaan liggen maar de bomen zwaaiden nog flink. De wolken joegen langs de oktoberhemel, waarin een bijna volle maan scheen.
Ik herinnerde me hoe het vroeger was, in dat andere, voorbije tijdperk. Hoe sterk we waren geweest en hoe zorgeloos en Bourgondisch we hadden geleefd. Ik dacht aan onze gezamenlijke vakanties in de winterse Ardennen. Drie oude schoolvrienden met vrouwen en kinderen, eerst klein, later pubers. Ik zag onze vriend in de keuken staan, roerend in dampende pannen, een Gauloise in zijn mondhoek, een glas binnen handbereik. Ik hoorde zijn zware lach.
Ik moest even blijven staan om het beeld te laten inzinken, want de roerige wereld om me heen wilde me met alle geweld vooruit hebben.



dinsdag 3 oktober 2017

Een vliegende kraai


Het werd de Varkensbaai genoemd en het was een modderig stadsstrandje aan de Sloterplas, waar vooral veel werd gebarbecued en nauwelijks werd gezwommen. Twee jaar geleden kreeg het een make-over: met opgespoten zand werd het vijf keer zo groot gemaakt. Bij een nieuw uiterlijk hoort een nieuwe naam, en sinds afgelopen zomer heet het officieel het Sloterstrand. Quaggamosselen zijn ingezet tegen blauwalg en zorgen voor schoner zwemwater.

Aan de rand van het zandstrand ligt Hotel Buiten, dat vanaf 8 oktober officieel open is. Hotel Buiten (slogan: 'Het is hier geen hotel!') mikt op een jong en hip publiek, zeg maar gerust hipsters, dat hier op 'het mooiste stukje urban nature van Amsterdam' vooral slow moet komen chillen. 'Hotel Buiten is een creatieve en inspirerende plek,' lees ik op hun mooie website, 'voornamelijk opgebouwd uit hergebruikte materialen. Aan drie kanten omringd door water, misschien dat we daarom zo graag een vuurtje stoken. In de houtkachel, vuurkorf of de barbecue. Vuur verbindt en verwarmt.'

Afgelopen zaterdag laaide dat vuur hoog op om afscheid van de zomer te nemen en de herfst in te luiden. Vrijwilligers van het hotel dat geen hotel is hadden de hele zomer het strand gerund. Vanuit een winkeltje (de Share Your Beach Shop) hadden ze gratis opblaaskrokodillen, parasols en strandstoelen rondgedeeld, en ze hadden er de omgang van de zeer diverse badgasten in goede banen geleid - niet altijd even gemakkelijk daar in Nieuw-West. Zaterdag werd het strandseizoen afgesloten met een borrel: marshmallows, appels en wijn.

Waarom was ik daar? Natuurlijk heb ik een meer dan gewone belangstelling voor alles wat in die contreien gebeurt, u weet het, ik kom uit Nieuw-West en schrijf en zing erover. Maar in dit geval was er meer aan de hand. Ik had een mail gekregen van de organisatie. Bij het feestje zouden twee mannen hun visie geven op de legende van het Monster van de Sloterplas. Verhalenverteller Godfrey Lado en dichter Chihad Ozcan. Daarna zou Joep Pelt wat liedjes zingen.
Ik lees dat en moet slikken. 'Waarom ik niet?' is mijn eerste jaloerse reactie. 'Ik, die dat monster zowat heb uitgevonden! Het zou allang niet meer bestaan als ik het niet met mijn liedjes en teksten had gesommeerd om uit de diepten te komen!'
'Nou ja,' is mijn tweede, mildere reactie, 'begrijpelijk dat ze eens wat anders willen. "Altijd maar die witte baardmans met zijn gitaar en zijn jeugdsentiment," zullen ze denken. "Laten we eens kijken wat mensen met een heel andere achtergrond te reflecteren hebben op deze urban myth."'

Maar het was de derde reactie die me uiteindelijk deed besluiten door de regen naar de Plas te gaan.
'Ho! Maar wat nou, als ze daarginds helemaal niet weten, dat ik besta? IJdeltuit, heb je dáár weleens aan gedacht?' Ik kreeg dat mailtje niet voor niets op de valreep doorgestuurd.
Het Monster, bedacht ik, is blijkbaar weer een eigen leven gaan leiden, zijn naam spreekt opnieuw tot de verbeelding. Ik heb een steentje opgeraapt en het in het water gegooid en de kringen komen uiteindelijk bij me terug.
En dat vond ik wel een mooi idee. Net zoals het een mooi moment was toen Godfrey Lado, voormalig kindsoldaat, vluchteling uit Zuid-Soedan, mijn boek erbij pakte om uit voor te lezen. Geamuseerd, een beetje gegeneerd en een beetje ontroerd hoorde ik mijn woorden naar me terugkomen, getint met zo'n exotisch accent dat ze niet altijd begrijpelijk waren. Een snelle research had Godfrey naar dat boek geleid, en de organisatie had toen haar best gedaan de makers op te speuren, zo was het gegaan. Misschien was dat eigenlijk nog wel bevredigender dan zélf gevraagd te worden om voor te lezen. Mijn kindje kon op eigen benen staan en was de wijde wereld ingetrokken.
En het was hartverwarmend om zo gul ontvangen te worden als 'de schrijver van het boek'. Mijn coauteurs Holslag en Martin waren er niet, dus ik mocht alle eer in mijn eentje opstrijken. Ik kreeg een glas Kroatische wijn aangereikt en werd uitgenodigd om iets vertellen over mijn nieuwe boek, waarin de wáre geschiedenis van het monster voor het eerst onthuld wordt. Ik vertelde wat, zong a capella een strofe, maakte wat rommelige reclame; men bewonderde de tekeningen, ik verkocht het exemplaar dat ik bij me had. 'Een vliegende kraai vangt altijd wat,' zei mijn vriendin. 'Je moet onder de mensen komen, je gezicht laten zien. Ze kunnen niet ruiken wat je allemaal maakt, als je er geen ruchtbaarheid aan geeft.' Ik knikte braaf en nam me voor daar beter in te worden.

Ondertussen zit ik een paar dagen later wel met een gemengde gevoelens. Ik gun de wijk een beetje aantrekkingskracht, een beetje bloei. Ik juich het theoretisch zelfs toe dat Slotermeer een hotspot zou worden, hoe onwaarschijnlijk dat ook lijkt. Maar het mooiste van de Sloterplas vond ik nou juist, dat het er zo stil en zo wild was. Waar picknicktafels staan en gebeachvolleybald wordt, waar hipsters verbinding voelen door vuurkorven terwijl ze genieten van Amsterdams biologisch schepijs, natuurdesembrood en local craft beer, daar laten geen monsters zich nog zien.



Pas verschenen: 'De meermin, het monster en de maan'. Rijk geïllustreerd, gebonden. € 13,90. HIER te bestellen.