vrijdag 1 november 2013

Zen en de Kunst van het Motoronderhoud


Ik lees op het moment een vreemd boek. Ik lees wel vaker vreemde boeken, maar dit boek verontrust me. Soms denk ik dat ik het voor mijn geestelijke gezondheid beter weg kan leggen, soms sla ik het geïrriteerd dicht, maar steeds weer open ik het opnieuw en sleept het me mee. Bovendien belooft het me iets dat, als de belofte waargemaakt wordt (wat nog maar zeer de vraag is) de moeite meer dan waard is: diepe kennis, overkoepelend inzicht.

Zen and the Art of Motorcycle Maintenance werd tegen alle voorspellingen in (121 uitgevers weigerden het voor het gepubliceerd werd) een bestseller. Het was een cultboek in de jaren zeventig, hoewel ik vermoed dat het merendeel van de miljoenen lezers er geen chocola van kon maken en het alleen maar kocht omdat het hip was. De auteur, Robert Pirsig, vertelt het verhaal van een motorrit door het Westen van de VS. Die Kerouac-achtige roadtrip is een sappige raamvertelling, maar het gaat om wat in dat raam gevat is. De hoofdpersoon trakteert ons op zijn visie op de filosofie en, inderdaad, op zijn inzichten in het juist onderhouden van een motor. Hij is op zoek naar de sporen van zijn vroegere zelf, die hij Phaedrus noemt. Gaandeweg blijkt dat hij door gedwongen elektroshock-behandeling zijn geheugen grotendeels kwijt is. Zijn Doppelgänger Phaedrus kent hij door flarden herinnering en door het vele dat die op schrift heeft nagelaten. Tijdens de reis probeert hij het gedachtespoor dat Phaedrus uiteindelijk tot waanzin heeft gedreven alsnog tot een bevredigend einde te volgen.

Om dat gedachtenspoor gaat het in Zen, zoals de koosnaam onder fans is. In direct tot de lezer gerichte praatjes die hij Chautauqua’s noemt brengt Pirsig ons stukje bij beetje op de hoogte van Phaedrus’ baanbrekende denken. Grote westerse filosofen als Kant en Hume worden behandeld en uiteindelijk als onbevredigend afgeserveerd. De oude logica is niet bij machte de problemen van onze tijd aan te pakken. Een nieuw denksysteem is nodig. Pirsig introduceert het begrip Kwaliteit. Met dit intuïtieve sleutelbegrip als basis kan het Westerse rationele denken zich ontworstelen aan de dorre en beperkende logica en de Oosterse levensbeschouwing een handreiking doen. Samen staan ze sterk. Op dit punt in het boek, ergens halverwege, ben ik nu beland.

Ik heb een moeizame verhouding met wijsbegeerte. Als ik lees dat het consequent doorvoeren van de zuivere logica sommige van die grote geesten ertoe bracht vast te stellen dat de wereld alleen in onze verbeelding bestaat dan denk ik: grmmmphf… dan deugt die logica niet. Volgens mijn beperkte inzicht is het menselijke verstand niet toereikend om de wereld te snappen. Dat is een fysieke kwestie. We zijn er evolutionair nog niet aan toe. We bevaren de oceaan met een speelgoedbootje. Gooien een papieren vliegtuigje naar de sterren. Ons verstand is een prachtig instrument om behapbare problemen mee te tackelen maar voor de kosmische raadsels is het ontoereikend.
Me verliezend in de ingenieuze denkpatronen van Kant en de zijnen zoals samengevat door Pirsig ontkom ik niet aan de indruk dat filosofie een veredeld piekeren is, of op zijn best een intellectueel spel, waar we in de praktijk weinig mee opschieten. De verregaande abstracties lijken me wereldvreemd en onvruchtbaar. Zinloos, vooral: als je langs die lijnen wilt denken, ga dan wiskunde bedrijven, daar kun je tenminste software mee maken. En voor de kosmische raadsels kun je beter bij de fysica zijn dan bij de metafysica, die volgens Pirsig een restaurant is met een menukaart van 30.000 bladzijden, maar geen eten.
Zo denk ik geërgerd. Maar even later zuigen de woorden me mee, en beland ik in de ijle luchtlagen rond hoge bergtoppen, akelig dicht bij de leegte van het heelal, en ver verheven boven de veilige vertrouwde aarde. En word ik duizelig. Net zo draaierig als ik als twaalfjarige jongen werd toen ik willoos aangetrokken werd door de eeuwige vragen: het einde van het heelal, de wereld voor het begin van de wereld, de ruimte voorbij de ruimte. Misselijk van angstig ontzag besefte ik toen dat dit te groot was. Te groot voor mij. En zo is het nog steeds.

Met Oosterse filosofie heb ik veel minder moeite. Die laat je vrijer. De postulaties ervan kun je omarmen of niet, ze worden je tenminste niet geniepig met schijnbare logica door de strot gedwongen. Bovendien lijkt ze zweverig, maar de praktijk is anders. Een zenleerling kan uren lang zijn hoofd breken over koans, absurde en onoplosbare vragen, maar als hij vervolgens zijn gedachten niet bij het schoonmaken van de groente of het aanharken van de tuin kan houden wordt hij door de meester op zijn vingers getikt. Hier, en nu! Opletten!

Ik hoop dat Zen and the Art of Motorcycle Maintenance zijn naam eer aandoet en me na die bijkans gekmakende dwaalweggetjes uiteindelijk brengt bij het punt dat ons beloofd wordt: een synthese tussen Oost en West, tussen rede en romantiek, tussen technologie en religie, tussen denken en doen. Want hoewel het een meeslepend boek is, is het als roman toch niet helemaal geslaagd. Het is ook eigenlijk geen roman. Het is een nauwelijks versneden autobiografie met veel soms taaie theorie, en literair van wisselende kwaliteit. Maar als het de pretentie waarmaakt die het wijsgerige deel ervan heeft zou het wel eens het meesterwerk kunnen zijn dat de kritieken er destijds van maakten. Net zo makkelijk kan het als los zand uit elkaar vallen, zand dat nog even schittert in de zon om daarna dof en dood te worden, en dat zou me erg teleurstellen. Voorlopig wacht ik nog in spanning af. Ik houd u op de hoogte.

***

[Nawoord, 23-05-2015: Een mij onbekende lezer vroeg me per mail of er nog een vervolg was verschenen op dit stukje. Met andere woorden, ik werd aan mijn belofte gehouden. Het was inmiddels bijna twee jaar later. Om eventuele andere vragen voor te zijn, dit is wat ik hem antwoordde:

"Nee, ik heb nooit een vervolg op dat stuk geschreven. Nu en dan kwam wel de plagende gedachte in me op dat er daar onvoltooid werk op me te wachten lag en dat ik, al was het maar voor mezelf, er nog iets mee moest doen; maar niemand hield me aan mijn belofte op een vervolg, en dus werd die langzamerhand vergeten.
Tot jouw mail me er met een plezierig schokje aan herinnerde.
De reden voor het uitblijven van een vervolgstukje schuilt misschien vooral in het karakter van het boek. 'Zen' is zo'n boek dat je in zijn ban houdt zolang je het leest, maar daarna al snel vergeten wordt - als een fascinerende, maar vreemde droom, een illusie die vervliegt. De filosofische kwesties die voor de hoofdpersoon van levensbelang zijn slepen je mee zolang je leest, maar eenmaal weer met je voeten op vaste grond kijk je verwonderd om en vraagt je af waar je je al die tijd toch druk om hebt gemaakt. Maar dat geldt natuurlijk voor veel boeken, voor veel kunst in het algemeen: die gunt ons een blik op andere vergezichten dan het uitzicht uit ons raam; en als dat imaginaire uitzicht te weinig raakvlakken heeft met de ons omringende werkelijkheid raakt het al snel op de achtergrond.

Toch zou ik w.s. een tweede stukje hebben geschreven als het einde van het boek me meer bevredigd had. Misschien had ik er te veel van verwacht, maar zoals het nu was vond ik het tamelijk teleurstellend. De roman neemt het over van de filosofie - dat moet ook wel, want er wordt een verhaal verteld dat tot een einde moet worden gebracht. De filosofische belofte van het boek - de vereniging van Oosters en Westers denken - wordt niet volledig ingelost. Precies weet ik het niet meer, maar wel herinner ik me dat het Griekse begrip 'aretè', begrepen als levenskunst, als Kwaliteit van leven, een grote rol speelt.
Dat is natuurlijk ook het probleem van zo'n hybride boek: er lopen verschillende lijnen door elkaar, die allemaal aandacht eisen en elkaar geregeld in de weg zitten. Om Pirsigs denken volledig te begrijpen en op waarde te kunnen schatten zou je eigenlijk de filosofische gedeelten los moeten lezen van het reisverhaal en van het autobiografische gedeelte. Ik begrijp dat hij het boek zo ook geconcipieerd heeft: als losse lappen tekst die hij later in stukjes heeft gesneden en door elkaar heeft gehusseld. Het levert fascinerende literatuur op, maar de lappendekenstructuur belemmert met zijn ingewikkelde weefpatroon wel een beetje het zicht op de filosofische draad waarmee alles gesponnen is.
Ik hoop dat je de editie hebt met het nawoord uit 1984: een prachtige tekst, die een paar verrassende en troostrijke gedachten bevat."]



Geen opmerkingen: