vrijdag 26 april 2013

NEEF

Gisteren had ik een lunchafspraak met mijn neef. Een broodje in Wildschut, smartphone uit, een uurtje rustig bijpraten, en omdat mijn neef dierenarts is zou hij daarna even met me meegaan om naar de kat te kijken. Die lag al sinds een dag vormeloos ineengezakt in een hoekje achter een stoel, achterpoten een beetje uit elkaar, staart omhoog. Blaasgruis, waarschijnlijk. Zijn ogen stonden donker. Nu en dan kermde hij. Mijn dochter maakte zich zorgen.
Mijn neef is net zo oud als ik, zelfs ietsje ouder, maar onze gevorderde leeftijd schijnt geen vat op hem te hebben. Of misschien moet ik zeggen dat hij anders oud wordt dan ik. Ik oog bezadigd en grijs. Hij behoort tot dat jongensachtige type dat bij het verstrijken der jaren onveranderd jongensachtig blijft, alleen een beetje indroogt. De huid wordt hier wat strakker, daar wat losser, er verschijnen rimpels en kraaienpootjes, er doemen wat grijze haren op tussen de weelderige krullen. Daarbij kleedt hij zich als een alternatieve twintiger, en ook zijn lach en zijn loop hebben de losheid die bij die generatie hoort, snel en voortvarend, maar toch een beetje dromerig en onzeker, alsof het leven hem ieder moment een andere kant op kan sturen.
Mijn neef runt twee dierenklinieken, woont in een verbouwde boerderij met zwembad in het Gooi en heeft een huis of wat in Spanje. Al zolang als ik me herinner heeft hij status en geld geambieerd en succes nagejaagd. Maar het ging hem daarbij vooral om het spel. Bij het verbouwen stond hij zelf op het dak en zat hij onder het gruis en de metselspecie. Zodra hij zijn doel bereikt had zocht hij rusteloos een nieuwe uitdaging. Met die status wil het dan ook maar niet lukken, daar moet je zitvlees voor hebben. Hij is er de man niet naar om om zijn gat te gaan zitten en van zijn positie te genieten. Tussen de opgeblazen ego’s van zijn domicilie bleef hij een charmante buitenstaander, een jongen met een volle portemonnee, verdwaald in de grotemensenwereld.
Het liefst maakt hij liedjes, mijn neef. In zijn tuinhuis heeft hij een studio. Daarin werkt hij al jaren aan de Wereldhit. Eens in de zoveel tijd belt hij me op. ‘Ik denk dat ik nu iets heb.’ Dan spreken we af. Ik luister, denk mee, doe een suggestie, maak een tekst, of zing wat in. Tot nu toe is het niks geworden maar mijn neef geeft de moed niet op. Zonder de muziek hadden we elkaar waarschijnlijk allang uit het oog verloren.
In Wildschut spraken we over de wisselvalligheden van het leven. De laatste gooi naar de Wereldhit was alweer een jaar of twee geleden, dus we hadden heel wat bij te praten. Hoewel het leven soms merkwaardige streken uithaalde en ons steeds meer begon te ontzeggen waren we goed te spreken. De zon was warm en de bloesems bloeiden. Ik at appeltaart met slagroom, mijn neef moest aan zijn cholesterol denken en nam een broodje caprese.
We liepen naar de bar om af te rekenen. Mijn neef was in zijn portefeuille aan het rommelen op zoek naar de goede creditcard, zijn krullen vielen over zijn gezicht. Toen vroeg de ober, een jongen van een jaar of vijfentwintig: ‘Zijn jullie vader en zoon?’
Ik lachte verrast. ‘Nee, we zijn neven. Kun je de familiegelijkenis zien?’ Het was een raar moment. Ik voelde ongemakkelijk mee met die jongen, maar hijzelf leek niet in het minst onder de indruk. Voor hem was het misschien moeilijk om nuances te onderscheiden in een leeftijdscategorie die zo ver van hem af lag. Allemaal één pot nat. Je moet je vasthouden aan herkenningspunten. Wit haar en pijp duiden op bejaard, mager, lange krullen en jeugdige kleren zijn jong – voor een oud iemand dan. Ik 65, hij 45, het zou kunnen.
Thuis bekeek mijn neef eerst mijn gitaren en toen de kat. Op het moment dat hij het beest kordaat en geconcentreerd in de buik greep veranderde hij van een jongen in een door de wol geverfde professional. Hij constateerde een ernstige verstopping. Dikkie moest mee, onder het mes. We stopten hem in een reistas, hij spartelde nauwelijks tegen. Ik liep mee naar de auto om te helpen dragen: Dikkie heet niet voor niets zo. Terwijl mijn neef knipperend tegen de zon zijn vintage jeep uitparkeerde stak ik mijn hand op. ‘Dag zoon!’

Geen opmerkingen: